De SOLVELD-Files
Zones en ruimtes | Het net |
Tekens van de scheidrechter | Sancties |
STRUCTUUR VAN HET SPEL | STRUCTUUR VAN HET SPEL (vervolg) |
Het volleybal speelveld is een rechthoek van 18 x 9 m omringd door een vrije zone van minimum 3 m breed aan alle zijden.
De vrije speelruimte is de ruimte boven het speeloppervlak die vrij is van alle hindernissen en moet minimum 7 m hoog zijn gemeten vanaf het speeloppervlak.
Het speeloppervlak moet vlak, horizontaal, eenvormig en helder van kleur zijn. Het is verboden te spelen op ruwe of gladde oppervlakken.
De breedte van de lijnen is 5 cm. De lijnen moeten van een heldere kleur zijn en verschillen van die van de vloer en van de andere lijnen.
GRENSLIJNEN : twee zijlijnen en twee achterlijnen begrenzen het speelveld. Beide zij- en achterlijnen zijn getrokken binnen het speelveld.
MIDDENLIJN : De as van de middenlijn verdeelt het speelveld in twee gelijke kampen van 9 x 9 m. Zij bevindt zich onder het net tussen de zijlijnen.
AANVALSLIJN : Op iedere speelhelft is een aanvalslijn getrokken op drie meter van de as van de middenlijn. Deze duidt de voorzone aan.
VOORZONE :
In ieder kamp wordt de voorzone begrensd door de as van de middellijn en de aanvalslijn, getrokken binnen de zone.
Buiten de zijlijnen wordt verondersteld dat de voorzones tot in het oneindige doorlopen.
OPSLAGZONE :
De opslagzone is een 9 m brede ruimte die zich bevindt achter iedere achterlijn.
Zij wordt aan de zijkanten begrensd door twee lijntjes van 15 cm lengte, getrokken op 20 cm van en loodrecht op de achterlijn in het verlengde van beide zijlijnen. Beide lijntjes zijn begrepen in de breedte van de opslagzone.
De opslagzone loopt in de diepte door tot aan het einde van de vrije zone.
WISSELZONE :
De wisselzone wordt begrensd door de verlenging van de aanvalslijnen tot aan de tafel van de markeerder.
OPWARMINGSZONE :
Voor FIVB- en officiële competities zijn de opwarmingszones, van afmetingen ongeveer 3 x 3 m, gesitueerd in de hoeken van de speelruimte, aan de kant van de reservebanken en buiten de vrije zone.
STRAFZONE :
De strafzone, ongeveer 1 x 1 meter groot, bevindt zich achter de wisselbank van elke ploeg. Zij wordt begrensd door een 5 cm brede rode lijn. Er bevinden zich twee stoelen in iedere strafzone.
TEMPERATUUR :
Voor FIVB- en officiële competities mag de max. temperatuur niet hoger liggen dan 25°C en de min. temperatuur niet lager dan 16°C
VERLICHTING :
Voor FIVB- en officiële competities moet de verlichting van de speelruimte 1000 tot 1500 lux bedragen, gemeten 1 m boven het speeloppervlak.
Hoogte van het net
Het net wordt vertikaal boven de middenlijn gehangen en de hoogte bedraagt 2m43 voor de mannen en 2m24 voor de vrouwen.
De hoogte van het net wordt gemeten in het midden van het speelveld. De twee uiteinden van het net (boven de zijlijnen) moeten zich op dezelfde hoogte bevinden en mogen de reglementaire hoogte met niet meer dan 2 cm overschrijden.
STRUCTUUR
Het net is 1 m breed en 9.5 tot 10 m lang en gemaakt uit vierkante zwarte mazen met een zijde van 10 cm.
Aan de bovenzijde is een witte horizontale linnen band van 7 cm breed aangebracht. Elke uiteinde van de band heeft een opening, waardoor een koord gaat die de band aan de palen vastmaakt, om de bovenkant van het net gespannen te houden.
Aan de onderzijde van het net is een andere horizontale band van 5 cm breed, waardoor een koord is gevlochten dat het net strak bevestigt aan de palen.
ZIJBANDEN
Vertikaal boven iedere zijlijn zijn er twee witte banden aan het net vastgemaakt. Zij zijn 5 cm breed en 1 m lang, en worden beschouwd als een deel van het net.
ANTENNE
Een antenne is een buigzame roede van 1.80 m lang en met een diameter van 10 mm, gemaakt uit glasvezel of een gelijkaardig materiaal. Een antenne is vastgemaakt aan de buitenkant van iedere zijband en geplaatst aan de tegenovergestelde kanten van het net. Het bovenste gedeelte van de antenne steekt 80 cm boven het net uit. Zij is gemarkeerd met strepen van een constrasterende kleur om de 10 cm, bij voorkeur wit en rood. De antennes worden beschouwd als een deel van het net en zij begrenzen op de zijkanten de doorgangsruimte.
PALEN
De palen die het net dragen, worden geplaatst op en afstand van 0.5 tot 1 m van elke zijlijn. Zij moeten een hoogte hebben van 2.55 m en bij voorkeur regelbaar zijn.
Sancties bij wangedrag
Aard | Aantal (Per ploeg) | Betrokkene | Sanctie | Kaarten | Gevolgen |
Onbeleefd gedrag | Eerste maal | Ieder ploeglid | Bestraffing | Geel | Verlies van de spelfase |
Tweede maal | Zelfde ploeglid | Uitwijzing | Rood | Verlaten van de speelzone en plaats nemen op de strafbank tot einde set | |
Derde maal | Zelfde ploeglid | Uitsluiting | Geel + Rood | Verlaten van de speelruimte tot einde wedstrijd | |
Beledigend gedrag | Eerste maal | Ieder ploeglid | Uitwijzing | Rood | Verlaten van de speelzone en plaats nemen op de strafbank tot einde set |
Tweede maal | Zelfde ploeglid | Uitsluiting | Geel + Rood | Verlaten van de speelruimte tot einde wedstrijd | |
Agressief gedrag |
Eerste maal | Ieder ploeglid | Uitsluiting | Geel + Rood | Verlaten van de speelruimte tot einde wedstrijd |
Sancties bij spelvertraging
Spelvertraging |
Eerste maal | Ieder ploeglid | Waarschuwing | Teken 25, zonder kaart | Waarschuwing, geen bestraffing |
Tweede maal en volgende | Ieder ploeglid | Bestraffing | Teken 25 + gele kaart | Verlies van de spelfase |
Tip van de week : TIP 8 SPELSITUATIES ( zie tekening in bijlage)
BAL IN HET SPEL :
De bal is in het spel vanaf het ogenblik dat de opslag geslagen wordt, na toelating d.m.v. een fluitsignaal door de eerste scheidsrechter.
BAL UIT HET SPEL :
De bal is uit het spel vanaf het ogenblik dat één van de scheidsrechters een fout fluit. Indien er geen fout begaan wordt, is de bal uit het spel vanaf het ogenblik van het fluitsignaal.
BAL " IN " :
De bal is " IN " wanneer hij de vloer van het speelveld raakt, de grenslijnen inbegrepen.
BAL " OUT " :
De bal is " OUT " wanneer
- het deel van de bal dat de grond raakt, zich volledig buiten de zijlijnen bevindt.
- hij een voorwerp buiten het veld, het plafond of een persoon buiten het spel raakt.
- hij de antennes, kabels, palen of het net zelf buiten de zijbanden raakt.
- hij volledig onder het net doorgaat.
- hij het vertikaal vlak van het net overschrijdt, helemaal of gedeeltelijk buiten de doorgangsruimte, behalve in volgende regels :
Een bal in de richting van de vrije zone van de tegenstander, die het vertikaal vlak van het net geheel of gedeeltelijk buiten de speelzone heeft overschreden, mag worden teruggespeeld binnen het kader van de reglementaire aanrakingen, op voorwaarde dat :
Het speelveld van de tegenstander niet wordt aangeraakt door de speler en de teruggespeelde bal het vertikaal vlak van het net, volledig of gedeeltelijk opnieuw overschrijdt langs de buitenruimte en langs dezelfde kant van het speelveld. De tegenstander mag deze actie niet verhinderen.
Tip van de week : TIP 9 Het spelen van de bal
Elke ploeg moet in haar eigen speelruimte spelen. Uitgezonderd de bal in de richting van de vrije zone van de tegenstander, die het vertikaal vlak van het net geheel of gedeeltelijk buiten de speelzone heeft overschreden, mag worden teruggespeeld binnen het kader van de reglementaire aanrakingen, op voorwaarde dat :
Het speelveld van de tegenstander niet wordt aangeraakt door de speler en de teruggespeelde bal het vertikaal vlak van het net, volledig of gedeeltelijk opnieuw overschrijdt langs de buitenruimte en langs dezelfde kant van het speelveld. De tegenstander mag deze actie niet verhinderen. De bal mag echter teruggespeeld worden van buiten de vrije zone.
BALAANRAKINGEN :
- Elke ploeg heeft recht op max. 3 aanrakingen, aanvullend op het blok, om de bal terug te spelen. Na 4 aanrakingen begaat de ploeg een fout.
- De bal mag om het even welk deel van het lichaam aanraken.
- De balaanraking moet kort gebeuren. De bal mag noch opgevangen, noch gegooid, noch gehouden worden. Hij mag terugbotsen in gelijk welke richting.
- Het is een speler niet toegelaten twee maal na elkaar de bal aan te raken. Uitzondering op deze regel is dat de bal verschillende delen van het lichaam mag aanraken, op voorwaarde dat deze contacten gelijktijdig plaatsvinden of bij blokvorming en de eerste aanraking na het blok mag door gelijk welke speler uitgevoerd worden, zelfs door de speler die de bal geraakt heeft tijdens het blok.
- In de speelruimte is het aan een speler niet toegestaan geholpen te worden door een ploegmaat of door eender welke structuur/voorwerp dan ook, teneinde de bal te raken. Daarentegen mag een speler die op het punt staat een fout te begaan (net aanraken, middenlijn overschrijden enz ...) door een ploegmaat worden gestopt of tegen gehouden.
Tip van de week : TIP 10 STRUCTUUR VAN HET SPEL
TOSS :
Voor de wedstrijd voert de eerste scheidsrechter de TOSS uit om te beslissen over de eerste opslag en de keuze van kamp voor de eerste set. Indien een beslissende 5de set moet gespeeld worden, wordt een nieuwe TOSS uitgevoerd. De TOSS wordt uitgevoerd in aanwezigheid van de twee ploegkapiteins.
De winnaar van de TOSS kiest :
OF het recht om op te slaan of om de opslag te ontvangen.
OF het kamp
De verliezer krijgt het resterende alternatief.
BEGINOPSTELLING VAN DE PLOEG :
Er moeten altijd zes spelers per ploeg in het spel zijn. De beginopstelling van de ploeg geeft de rotatievolgorde aan van de spelers op het terrein. Deze volgorde moet gedurende de hele set worden aangehouden.
Voor de aanvang van iedere set moet de coach de beginopstelling van zijn ploeg overhandigen aan de tweede scheidsrechter of aan de markeerder. Dit doet hij bij middel van een volledig en ondertekend opstellingsbriefje. De spelers die niet vermeld zijn op het opstellingsbriefje van een set, zijn de wisselspelers voor die set uitgezonderd de libero.
Zodra het opstellingsbriefje is overhandigd aan de tweede scheidsrechter of de markeerder, mag er geen enkele opstellingswijziging meer toegelaten worden, tenzij met een normale spelerswissel.
Indien er een verschil wordt vastgesteld tussen het opstellingsbriefje en de opstelling van de spelers op het veld voor aanvang van de set dienen de spelers ofwel :
- de plaatsen in te nemen of gewisseld worden in overeensteeemming met het opstellingsbriefje, dit gebeurt zonder bestraffing van de scheidsrechter.
- de coach echter deze niet ingeschreven speler(s) op het veld wenst te behouden, zal hij een reglementaire vervanging(en) moeten aanvragen, die op het wedstrijdblad zal (zullen) ingeschreven worden. (wordt vervolgd)
Tip van de week : TIP 11 STRUCTUUR VAN HET SPEL (vervolg) en ( zie tekening in bijlage)
OPSTELLING :
Op het ogenblik dat de bal door de opslaggever wordt opgeslagen, moet iedere ploeg zich in haar eigen kamp bevinden ( uitgezonderd de opslaggever ), in de juiste rotatievolgorde.
De posities van de spelers worden als volgt genummerd :
- De drie langs het net geplaatste spelers zijn de voorspelers en zij bezetten respectievelijk de posities 4 ( speler links ), 3 ( speler midden ) en 2 ( speler rechts ).
- De drie andere spelers zijn de achterspelers en zij bezetten respectievelijk de posities 5 ( speler links ), 6 ( speler midden ) en 1 ( speler rechts ).
Opstelling van de spelers onderling :
- Elke achterspeler moet verder van het net geplaatst zijn dan zijn respectievelijke voorspeler.
- De voor- en achterspelers moeten zich respectievelijk lateraal opstellen in overeenstemming met voorgaande regel.
De opstelling van de spelers wordt bepaald en gecontroleerd overeenkomstig de stand van de voeten in contact met de vloer, en wel als volgt :
- Elke voorspeler moet tenminste een deel van zijn voet dichter bij de middenlijn hebben dan de voeten van zijn respectievelijke achterspeler.
- Elke speler aan de rechter- ( linker- ) zijde moet tenminste een deel van zijn voet dichter bij de rechter- ( linker- ) zijde hebben dan deze van de middenspeler in deze rij.
Nadat de bal is opgeslagen, mogen de spelers zich verplaatsen en gelijk welke positie in hun eigen kamp of in de vrije zone innemen.
OPSTELLINGSFOUT :
Een ploeg begaat een opstellingsfout als één van de spelers niet de juiste opstelling inneemt op het ogenblik dat de bal door de opslaggever wordt geslagen.
Indien de opslaggever een opslagfout maakt op het ogenblik dat hij de bal slaat, telt deze fout voor een opstellingsfout.
Als de opslag, na het slaan van de bal, foutief wordt, is het de opstellingsfout die zal bestraft worden.
Een opstellingsfout heeft de volgende gevolgen :
- de ploeg wordt bestraft met verlies van de spelfase.
- de opstelling van de spelers wordt verbeterd. (wordt vervolgd)
ROTATIE :
De rotatievolgorde wordt bepaald door de beginopstelling van de ploeg en gecontroleerd met de opslagvolgorde en de positie van de spelers gedurende de hele set.
Wanneer de ontvangende ploeg het recht tot opslag wint, voeren haar spelers een rotatie uit, door zich één positie te verplaatsen volgens de richting van de wijzers van de klok : speler van positie 2 gaat naar positie 1, speler 1 gaat naar 6 enz ...
ROTATIEFOUT :
Een rotatiefout wordt begaan, wanneer de OPSLAG niet is uitgevoerd in de juiste rotatievolgorde. De fout heeft de volgende gevolgen :
- de ploeg wordt bestraft met verlies van de spelfase.
- de rotatievolgorde van de spelers wordt verbeterd.
Bovendien moet de markeerder het juiste ogenblik bepalen waarop de fout werd begaan en de ploeg die fout beging, verliest alle aangetekende punten, vanaf het ogenblik van de rotatiefout. De door de tegenstander aangetekende punten blijven behouden.
Indien het ogenblik van de fout niet achterhaald kan worden, is verlies van de spelfase de enige sanctie.